A1 |
Op het einde van de cursus kan je vertrouwde, alledaagse uitdrukkingen en elementaire zinnen over concrete behoeften begrijpen en gebruiken. Je bent tevens in staat korte, eenvoudige teksten te lezen en te schrijven. Je kan op een eenvoudige manier communiceren, als je gesprekspartner langzaam en duidelijk spreekt en bereid is te helpen. Zo kan je o.a. jezelf voorstellen en vragen over vertrouwde onderwerpen stellen en beantwoorden. |
A2 |
Op het einde van de cursus begrijp je zinnen die betrekking hebben op gebieden die voor jou van onmiddellijk persoonlijk belang zijn (b.v. informatie over jezelf en familie, boodschappen doen, werk, ...). Je kan korte, eenvoudige teksten lezen en schrijven en informatie terugvinden in alledaagse teksten zoals advertenties en dienstregelingen. Je kan in eenvoudige en alledaagse situaties communiceren over vertrouwde en alledaagse onderwerpen. Je kan in eenvoudige termen aspecten van je achtergrond, je onmiddellijke omgeving, je onmiddellijke behoeften beschrijven. |
B1 |
Op het einde van de cursus begrijp je de hoofdpunten van standaardcommunicatie over vertrouwde en regelmatig voorkomende onderwerpen. Je kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek over onderwerpen die je vertrouwd zijn, waarbij je de zinnen bovendien op een eenvoudige manier met elkaar kan verbinden. Je kan eenvoudige, samenhangende teksten schrijven over onderwerpen die vertrouwd zijn of tot de persoonlijke belangstellingssfeer behoren en beknopt redenen of uitleg geven voor meningen en plannen. |
B2 |
Op het einde van de cursus begrijp je het meeste nieuws op televisie en programma's over actuele zaken. Je kan ook complexe redeneringen volgen, als het onderwerp je redelijk vertrouwd is. Je bent in staat deel te nemen aan een vlot en spontaan gesprek zodat een normale interactie met moedertaalsprekers vlot mogelijk is. Je kan de kerngedachten van complexe teksten over concrete en abstracte onderwerpen begrijpen, ook van technische discussies in je specialisatie. Je kan een duidelijke gedetailleerde tekst produceren over uiteenlopende onderwerpen en kan een standpunt uiteenzetten over een bepaald thema en daarbij voor- en nadelen en verschillende opties aangeven. |
C1 |
Op het eind van de cursus begrijp je moedertaalsprekers beter, ook wanneer ze snel praten. Je leert je vlot en spontaan uit te drukken in onvoorbereide gesprekken en je hoeft daarbij niet lang naar woorden te zoeken. Je bent in staat moeilijkere, langere teksten, die je ook in uw hogere studies zal moeten verwerken, te begrijpen. Je bent bovendien in staat impliciete betekenissen te herkennen. Je kan de taal flexibel en efficiënt aanwenden voor sociale, academische en professionele doelen. Je kan duidelijke, goed gestructureerde, gedetailleerde teksten produceren over complexe onderwerpen, met een weloverwogen tekstopbouw, een duidelijke samenhang en goed gebruik van verbindingswoorden. |
C2 |
Op het eind van de cursus kan je zonder moeite alles begrijpen wat je hoort of leest. Je kan informatie van gesproken of geschreven bronnen samenvatten, op een coherente manier argumenteren en uiteenzettingen reconstrueren. Je kan jezelf spontaan, erg vlot, precies en genuanceerd uitdrukken, ook in meer complexe situaties. |